Hoofdstuk Achtendertig

De bossen voelen verkeerd aan.

Niet alleen stil. Verkeerd. Alsof iets zijn adem inhoudt. Alsof de bomen luisteren. Alsof de sneeuw zelf herinnert zich wat hier gebeurde.

We bewegen in een strakke lijn door de met vorst bedekte takken, de kou bijtend in ons gezicht, onze handen en longen. De zon i...

Log in en ga verder met lezen