Hoofdstuk zesenveertig

Toen we bij het huis aankomen, haast ik me naar mijn slaapkamer zodat ik de deur op slot kan doen en veilig ben voor Cyrus. Terwijl ik mijn voet op de trap zet, roept hij mijn naam.

“Bella.” Ik aarzel, ik ben in een vecht- of vluchtmodus als ik me omdraai om hem aan te kijken. Hij staat nog steeds v...

Log in en ga verder met lezen