Hoofdstuk vierenzestig

CYRUS

We zitten in een staarwedstrijd, geen van ons beiden bereid om toe te geven, de lucht gespannen van wat er zou kunnen gebeuren totdat de idioot onderbreekt met een zachte stem.

"Ik wil nu naar huis," zegt ze. Ik weet niet tegen wie ze het heeft, maar ik denk dat ze eindelijk doorheeft dat ...

Log in en ga verder met lezen