Hoofdstuk Honderd en Drieëndertig

Het ochtendlicht filterde door de gebroken ramen van de kasteelruïne en wierp spookachtige schaduwen op de gebarsten stenen vloer. Ik had niet veel geslapen - niemand van ons had dat. Mijn gedachten waren een chaotische warboel, verstrengeld als wijnstokken die de lucht verstikten. De kaart lag uitg...

Log in en ga verder met lezen