Honderd zevenendertig

De nacht buiten was stil, bijna onnatuurlijk stil, alsof het hele bos zijn adem inhield. Ik kon me niet ontspannen, en elk geluid buiten deed me opschrikken. In de verte klonk het droevige geroep van een uil, wat een rilling over mijn rug stuurde. Ik keek om me heen naar mijn maten—Isaiah, Alex en A...

Log in en ga verder met lezen