Hoofdstuk Eenennegentig

De volgende ochtend stond ik op het trainingsveld, mijn hart zwaar terwijl ik Eira aankeek. De ochtendzon verwarmde nauwelijks de koude uitdrukking op haar gezicht, en haar doordringende blik kende geen genade.

Ze was boos. En ik gaf haar geen ongelijk.

"Wat er gisteravond gebeurde was roekeloos,"...

Log in en ga verder met lezen