Hoofdstuk vierennegentig

De nacht was stil, het soort stilte dat zich om je heen wikkelt als een deken. Alleen het verre geroep van een uil en het geritsel van bladeren in de zachte bries vulden de lucht. De maan, een stralende zilveren bol, hing hoog aan de hemel en wierp haar gloed over de kasteeltuinen.

Ik stond aan de ...

Log in en ga verder met lezen