32. Deimos.

Door de straten lopen, die ooit zo vertrouwd waren voor de jonge man, bracht geen herinneringen of emoties naar boven. De stad leek dood en saai voor de man terwijl hij langs vreemden liep, sommigen zwaaiden, glimlachten of begroetten hem. Hij wilde niet onbeleefd overkomen, maar iedereen begroeten ...

Log in en ga verder met lezen