PROLOOG

MOESSONSEIZOEN TOEN

LAYLA

Hij liet haar achter.

Hij liet haar achter.

Hij liet haar achter.

Hij had beloofd dat hij dat nooit zou doen.

Hij was niet zoals haar vader. Hij was niet zoals haar moeder.

Maar misschien is liefde gewoon een andere illusie.

Ze lag slap op het bed, haar telefoon omklemmend alsof die hem terug kon brengen.

Misschien zou hij door de deur stormen en zeggen, “Het is allemaal voorbij. We verlaten deze stad. Jij, ik... en ons kind.”

Maar hij wist het niet. Hij wist het nooit.

Ze had het hem nooit verteld. Ze kreeg nooit de kans.

Dus ze sms'te.

Waar ben je?

Ik mis je.

Ik heb je nodig.

Dit is niet meer grappig.

Ik hou van je.

Heb je gehoord wat er met mij is gebeurd?

Is dat waarom je niet reageert?

Het is oké als je gevoelens daardoor veranderd zijn. Ik zal het begrijpen. Ik moet het alleen uitleggen.

Alsjeblieft, Leon. Snij mijn stem niet af. Alsjeblieft, luister naar me.

Haar duim zweefde voordat ze het laatste bericht verstuurde.

God, dit is niet hoe ik het wilde zeggen... Ik ben zwanger.

Ze wachtte. Twee dagen. Niets.

Nog een sms, trillende vingers.

Het is van jou.

Het is een maand geleden dat ik het wist. Ik zal een test doen, ik zal het bewijzen. Alsjeblieft. Ik heb je nodig. Ik kan niet slapen. Ik weet niet wat ik moet doen.

Al haar berichten waren gelezen.

Dat kleine woord gaf haar hoop.

Maar er kwam geen antwoord.

En zo stierf het kleine vonkje voordat het kon branden.

Hij liet haar achter. Hij wist wat er was gebeurd. En hij ging toch weg.

Ze wilde het niet geloven. Misschien was er iets met hem gebeurd—een ongeluk, of erger.

Maar nee. Hij was sterker dan dat. En hij had haar berichten gelezen.

Hij had dit eerder gedaan, toch?

Hij noemde haar vaak irritant. Liet haar vaak op gelezen staan. Maar hij was altijd bij haar als het serieus werd en negeerde de domme klachten die ze altijd had.

Maar toen maakte het niet uit. Ze waren niet verliefd.

Haar leven stond niet op het spel.

Nu wel.

Voor de laatste keer, de vernedering inslikkend, typte ze opnieuw:

Heb je ooit van me gehouden? Zelfs maar één keer? Toen je het zei—meende je het?

Het antwoord kwam onmiddellijk.

Twee letters.

Eén woord.

Twee levens die in stilte instorten.

NEE.

En dat was het.

Haar laatste stukje hoop brak en viel uit elkaar.

De tranen kwamen niet. Niet meer.

Alleen woede.

Woede op hem.

Op de wereld.

Op haar ouders.

Op zichzelf.

Ze beloofde nooit meer te hopen.

Nooit meer te vertrouwen. Nooit meer te liefhebben.

In deze wereld is alles een façade.

Volgend Hoofdstuk