250. DE BRUILOFT

ZALEY STOND AAN HET EINDE VAN HET GANGPAD, WACHTEND.

Zijn ogen waren blauw, scherp, stormachtig helder, het soort blauw dat zowel kan snijden als koesteren. Zijn donkerbruine haar was netjes naar achteren gekamd, vangend het licht alsof het met brons was aangeraakt. Gladgeschoren, zijn sterke kaakli...

Log in en ga verder met lezen