Hoofdstuk 37

We bleven doorgaan. Het gekibbel stopte niet—het was voorspel vermomd als kleinzieligheid. Het kon me niet schelen dat hij rijk was, scherp gekleed en een stem had als gesmolten zonde. Hij was ook irritant. Een wandelende rode vlag met armen en een kaaklijn.

En God help me, hij rook goed. Als bergam...

Log in en ga verder met lezen