Hoofdstuk One Honderd-eenenvijftig

DELILAH

Terwijl ik naar de achterkant van mijn broer zijn hoofd staar met een blik soep in mijn hand, klaar om te gooien, vraag ik me voor de misschien wel vijf miljardste keer af hoe iemand zo dom kan zijn als hij. Ik bedoel, hij is normaal geboren. Tenminste, dat denk ik. Aan de andere kant, ...

Log in en ga verder met lezen