Hoofdstuk Vierentachtig

DRAVEN

"Ja," zeg ik, knikkend en de brandende tranen uit mijn ogen schuddend.

God, hij is prachtig. Toen hij de kamer binnenkwam, wilde ik in zijn armen vallen, maar in plaats daarvan stapte ik achteruit. Ik moet sterk zijn. Terwijl ik naar hem kijk, knielend voor me, besef ik hoeveel ik het ge...

Log in en ga verder met lezen